Onderzoek door Joeri vandewalle over patiëntenparticipatie en suïcidepreventie
Joeri Vandewalle is sinds maart 2021 stafmedewerker zorg in het Psychiatrisch Centrum Sint-Amandus in Beernem. Voordien werkte hij aan een doctoraatsonderzoek over verpleegkundige zorg aan patiënten met suïcidale ideaties. Volgens richtlijnen is ‘een goed contact maken’ met patiënten een basisprincipe in suïcidepreventie en net verpleegkundigen hebben hiertoe veel mogelijkheden. Recent kreeg Joeri voor zijn onderzoek de ‘Prijs Magda Dierendonck 2020’. Bovendien werd een van zijn studies bekroond met een Europese prijs: de ‘Best Paper Award 2021’ van de European Academy of Nursing Science. Hoog tijd dus om zijn onderzoek beter te leren kennen.
“Leidinggevenden hebben een cruciale rol in het ondersteunen van patiëntenparticipatie, niet in het minst als het gaat over veiligheid.”
Joeri zette zijn eerste stappen in de onderzoekswereld met studies over patiëntenparticipatie en de rol en bijdrage van ervaringswerkers. Ondertussen publiceerde hij verschillende studies in internationale verpleegkundige tijdschriften. Het inleidende deel van zijn doctoraatsonderzoek omvat twee studies over de participatiecultuur in psychiatrische afdelingen. Deze focus is niet alleen bij suïcidepreventie belangrijk: onderzoek toont aan dat de zorg veiliger is als patiënten actief betrokken worden in de besluitvorming en het bespreken van incidenten. De resultaten toonden aan dat verpleegkundigen interpersoonlijke attitudes en competenties nodig hebben om patiëntenparticipatie op een goede manier te ondersteunen. Ook de cruciale rol van leidinggevenden, zoals afdelingshoofden, kwam in deze studies nadrukkelijk op de voorgrond.
“Een goed contact gaat vérder dan alleen maar een risico-inschatting; er is een streven naar een diepere connectie.”
Verder in het onderzoek hadden Joeri en zijn collega’s specifieke aandacht voor verpleegkundige zorg aan patiënten met suïcidale ideaties. Eerst voerden ze drie kwalitatieve studies met een ruime groep verpleegkundigen: hoe ervaren zij hun contact met patiënten? Volgens verpleegkundigen kan openheid in het contact het verschil maken. Bijvoorbeeld door vertrouwen op te bouwen en patiënten te laten weten dat ze hen altijd mogen aanklampen. Interessant was waarom verpleegkundigen die openheid belangrijk vinden. Er spelen namelijk verschillende motieven. Enerzijds laat die openheid toe om een risico in te schatten. Anderzijds is er een interpersoonlijk motief: ik ben er voor jou als mens. Dat gaat vérder dan alleen maar een risico-inschatting; er is een streven naar een diepere connectie.
“Het is ook voor verpleegkundigen vaak niet evident om met patiënten te praten over suïcide.”
Aansluitend blijkt dat het ook voor verpleegkundigen niet evident is om met patiënten te praten over suïcide. Het zijn vaak emotioneel geladen gesprekken en het vraagt moed -maar ook specifieke competenties- om dit als verpleegkundige goed te kunnen doen. Een ander element is preventie. Bij een verhoogd risico op suïcide gaan sommige verpleegkundigen de patiënten vooral meer observeren en controleren of hun professionele standpunten aan hen opleggen. Anderen willen vooral nabij blijven en afstemming behouden. Om dat te kunnen, zijn reflectie en zelfbewustzijn cruciaal, maar ook een veilige ruimte in het team zodat verpleegkundigen hun emoties kunnen ventileren. Verpleegkundigen investeren ook in het ondersteunen van ‘sprankeltjes hoop’ bij patiënten, hoewel sommigen worstelen met de vraag of deze investeringen wel gepast zijn bij patiënten die ondraaglijk kunnen lijden. Verder tonen de studies aan dat verpleegkundigen meestal weinig aandacht hebben voor het therapeutisch proces dat patiënten kunnen doorlopen. Ze kunnen meer investeren in patiënten helpen om vroege voortekenen te herkennen, inzichten te verwerven in hun suïcidaliteit en daarmee te leren omgaan.
“Als het over suïcide gaat, gaapt er nog vaak een kloof tussen de benadering die patiënten verwachten en wat verpleegkundigen hen bieden.”
Joeri en zijn collega’s hadden ook aandacht voor het perspectief van patiënten met suïcidale ideaties: hoe ervaren en beoordelen zij hun contact met verpleegkundigen? Via een systematisch literatuuronderzoek, een vragenlijst en een kwalitatieve studie kregen ze hierop een betere kijk. De ontwikkeling van de vragenlijst over ‘contact maken’ was baanbrekend. Er is immers een gebrek aan instrumenten waarmee we relationele aspecten in de zorg beter zichtbaar kunnen maken. Via de vragenlijst kan worden nagegaan hoe patiënten hun contact met verpleegkundigen ervaren en wat zij daarin belangrijk vinden, zoals een persoonlijke aanpak, vertrouwen, en praten over suïcide. Die kennis hebben we echt nodig. Als het over suïcide gaat, gaapt er immers een kloof tussen de benadering die patiënten verwachten en wat verpleegkundigen hen bieden.
“Patiënten hebben behoefte aan een relationeel engagement waarin ze zich veilig voelen, de verpleegkundige vertrouwen en kunnen toewerken naar positieve verandering.”
Patiënten met suïcidale ideaties waarderen de ondersteuning van verpleegkundigen bij hun basisnoden, zoals rust en voeding, waarin ze vaak zelf niet meer kunnen voorzien. Ze willen ook een warm menselijk contact ervaren en zich begrepen voelen. Dat kan bij verpleegkundigen die oprecht nabij zijn, luisteren en de emoties van patiënten erkennen. Patiënten verwijzen echter ook naar verpleegkundigen die hen negeren of hen louter benaderen op basis van procedures. Deze onpersoonlijke benadering versterkt wantrouwen en kan de drempel tot contact verhogen. Bovendien bevestigt dit soms hun overtuiging dat ze alleen in de wereld staan en een last zijn voor anderen. Ook praten over suïcide vinden patiënten belangrijk. Maar dat is voor hen niet gemakkelijk. Er speelt schaamte, een gebrek aan vertrouwen of ze vinden de juiste woorden niet. Patiënten blijken dan goed het verschil te ervaren tussen een verpleegkundige die empathisch is, zo’n gesprek aankan, en zelf het initiatief neemt en verpleegkundigen die hun gevoelens minimaliseren, het onderwerp suïcide vermijden, of hen pushen om te praten.
"Vaak blijft het perspectief van naasten onderbelicht, hoewel het betrekken van naasten een basisprincipe is in suïcidepreventie."
Interventies - zoals praten over suïcide, risico’s beoordelen, en signaleringsplannen opmaken - moeten dus beter worden ingebed in een relationeel engagement. De patiënt ‘afleiden’ of ‘snel advies geven’, volstaat niet. Patiënten hebben iemand nodig die verbinding zoekt, hun lijden erkent en de ruimte geeft om hun suïcidaliteit te verwoorden, erover te reflecteren, en ermee te leren omgaan. Wat verder meespeelt, is de connectie met de naasten. Als zorgverleners de naasten betrekken bij de zorg, bijvoorbeeld bij het opstellen van een signaleringsplan, kan dit de verbinding tussen alle partijen versterken net als de mogelijkheden voor preventie en behandeling. Vaak blijft het perspectief van naasten onderbelicht, hoewel indicatoren en richtlijnen benadrukken dat het betrekken van naasten een basisprincipe is in suïcidepreventie. Om meer inzicht te krijgen in dit perspectief voeren Joeri en zijn collega’s tot slot een studie naar de noden en verwachtingen van familieleden op het moment dat hun naaste is opgenomen op een psychiatrische afdeling. Ook deze studie werd recent gepubliceerd in een internationaal verpleegkundig tijdschrift.
Vandewalle, J., Beeckman, D., Van Hecke, A., Debyser, B., Deproost, E. & Verhaeghe, S. (2019). Contact and communication with patients experiencing suicidal ideation: a qualitative study of nurses’ perspectives. Journal of Advanced Nursing.
Vandewalle, J., Beeckman, D., Van Hecke, A., Debyser, B., Deproost, E. & Verhaeghe, S. (2019). ‘Promoting and preserving safety and a life-oriented perspective’: a qualitative study of nurses’ interactions with patients experiencing suicidal ideation. International Journal of Mental Health Nursing.
Vandewalle, J., Deproost, E., Goossens, P., Verfaillie, J., Debyser, B. Beeckman, D., Van Hecke, A., Verhaeghe, S. (2020). The working alliance with people experiencing suicidal ideation: a qualitative study of nurses’ perspectives. Journal of Advanced Nursing.
Vandewalle, J., Van Hoe, C., Debyser, B., Deproost, E. & Verhaeghe, S. (2021). Engagement between adults living through suicidal crisis and nurses in mental health wards: qualitative study. Archives of Psychiatric Nursing. Under review
Vandewalle, J., Duprez, V., Beeckman, D., Van Hecke, A., Verhaeghe, S. (2020). Contact between patients with suicidal ideation and nurses in mental health wards: Development and psychometric evaluation of a questionnaire. International Journal of Mental Health Nursing.
Vandewalle, J., Van Bos, L., Goossens, P., Beeckman, D., Van Hecke, A., Deproost, E., Verhaeghe, S. (2020). The perspectives of adults with suicidal ideation and behaviour regarding their interactions with nurses in mental health and emergency services: a literature review. International Journal of Nursing Studies.
Vandewalle, J., Van Hecke, A., Beeckman, D., Deproost, E. & Verhaeghe, S. (2018). Een blik op verpleegkundige zorg voor mensen met suïcidaal gedrag - De eerste resultaten uit een onderzoek bij verpleegkundigen. Psychiatrie en Verpleging, 5, 4-13.
Vandewalle, J., Debyser, B., Deproost, E. & Verhaeghe, S. (2021). Family members’ expectations of inpatient mental health services for adults with suicidal ideation: a qualitative study. International Journal of Mental Health Nursing.
Vandewalle, J., Malfait, S., Eeckloo, K., Colman, R. & Van Hecke, A. (2017). The development and validation of the Patient Participation Culture Tool for inpatient psychiatric wards (PaCT-PSY). Archives of Psychiatric Nursing.
Vandewalle, J., Malfait, S., Eeckloo, K., Colman, R., Beeckman, D., Verhaeghe, S. & Van Hecke, A. (2018). Patient safety on psychiatric wards: A cross-sectional multilevel study of factors influencing the nurses’ willingness to share power and responsibility with patients. International Journal of Mental Health Nursing.
Vandewalle, J. (2020). Caring for individuals with suicidal ideation: rudiments of interpersonal interactions and relationships in mental health nursing. Doctoral thesis.