Zoeken

Schizofrenie bestaat (helaas) wel

Georges Otte
Psychiatrie & Verpleging

Volgens Prof. Jim Van Os, de meest bekende psychiater uit Nederland, moet het maar eens gedaan zijn om patiënten met diagnoses als schizofrenie alle hoop op herstel af te nemen. Schizofrenie bestaat niet, stelde hij zelfs formeel in een artikel in het NRC Handelsblad. De daad bij het woord voegend startte hij een website onder dezelfde naam. Hij kreeg zowaar meteen de steun van niemand minder dan het gerenommeerde Trimbos instituut. 

Hoewel Prof van Os zelden voor een boude uitspraak verlegen zit, deed het schijnbaar provocerend karakter van dergelijke titel bij menige lezers toch even de wenkbrauwen fronsen. De ‘focus populi’ was zeker gecapteerd, om het zwak uit te drukken en wellicht was dit ook wel deels de bedoeling.

Maar Jim van Os wil niemand echt voor de borst stoten. Enkel wil hij een boodschap van hoop brengen en vermijden dat iedere patiënt met een psychose zomaar het label schizofrenie opgespeld zou krijgen. Een label dat Van Os in zijn jarenlange ervaring als sociaal psychiater als stigmatiserend, contraproductief en demoraliserend ervaren heeft zowel voor patiënt als voor diens omgeving. Hij pleit er zeer expliciet voor om mensen met psychotische ervaringen hoop en uitzicht te bieden via GGZ-gestuurde herstelzorg. Daartoe dient onder andere zijn website. 

Psychosegevoeligheid

Daarom stelt hij ook resoluut voor om het begrip schizofrenie te vervangen door een dimensionaal begrip als psychosegevoeligheid en daarin een continuüm te onderscheiden waarbij 80% of meer eenmalig zijn en niet verdienen als een schizofreen proces betiteld te worden. Op termijn (5 jaar) wil hij zelfs het woord ‘schizofrenie’ volledig verbannen zien uit het taalgebruik binnen de geestelijke gezondheidszorg. Met andere woorden: schizofrenie moge dan al beschouwd worden een extremiteit in het spectrum van psychosegevoeligheid, het bestaat fundamenteel niet als een separate ziekte-entiteit en dus heeft het woord ‘schizofrenie’ geen enkele reden van bestaan meer. Afschaffen dus. Een provocerende visie die volgens Van Os wetenschappelijk gefundeerd is, hoewel dat laatste wellicht een nog veel meer provocerende uitspraak is gezien daarover – in tegenstelling met wat prof Van Os vanuit zijn autoriteit beweert – lang geen wetenschappelijke consensus bestaat. 

“Verkondigen dat schizofrenie niet bestaat en dat onderhoudsbehandeling met neuroleptica geen enkele plaats heeft, staat haaks op decennia aan klinische ervaring en wetenschappelijke studies”

Veel psychosen zijn, aldus Van Os, een reactievorm. Het zijn met anderen woorden psychogene reacties op een tijdelijke overbelasting bv. ten gevolge van een ernstig trauma. Ze kunnen ook worden veroorzaakt, naargelang de individuele vatbaarheid, door een gebruik van cannabis of diverse andere psychodysleptica. Psychiaters pakken dit – nog steeds volgens de professor – vaak verkeerd aan. In plaats van met respect en empathie te luisteren naar de verhalen van de patiënten, oog te hebben voor de symbolische betekenis van hun psychose zoals die past in de levensgeschiedenis en persoonlijkheid van de patiënt, betrokken te zijn bij het herstel van sociaal welzijn en de omgeving en daartoe ondersteunende gesprekken toe te laten met ervaringsdeskundigen etc., gaan ze al te snel patiënt van zijn vrijheid beroven ( isolatie) en spuiten ze hem of haar plat met neuroleptica, wat het trauma van contact met de psychiatrie sterk kan amplificeren. Met andere woorden: in plaats dat dit rustgevend en remediërend (lees: herstellend) zou werken, veroorzaakt men een extra element van traumatisatie. De uitspraken van Brenda Froyen en anderen in gedachte, die in voorbije maanden hun negatieve ervaringen in dit verband te boek hebben gesteld, zou je toch inderdaad geneigd zijn om van Os in die visie bij te treden.

Continuüm

Los van het feit dat iedere psychiater ervan overtuigd is of zou moete zijn dat iedere mens met respect benaderd en behandeld dient te worden, met oog op elementen van omgeving, werk, milieu en relaties, blijf ik toch met vragen zitten omtrent de visie zoals geformuleerd door van Os.

Kan men een psychose zien als een manifestatie op een continuüm van licht en goedaardig (80%) tot hardnekkig en invaliderend ( 20% )? Van een continuüm in symptomatologie ( psychose) kan men enkel spreken als ook de causale factor een lineair continuüm vertoont, zoals bij een dosis respons curve. Is dat het geval bij de psychose? 

Dat er genetisch of epigenetische bepaalde niveaus van D2-receptorgevoeligheid en receptor-pooldensiteit kunnen bestaan die een potentiele verklaring zijn waarom de ene persoon gevoeliger is aan een geïnduceerde psychose dan een andere, is niet alleen mogelijk maar ook zelfs heel waarschijnlijk. Anderzijds kan niet elke psychose begrepen worden binnen dergelijk lineair gevoeligheidscontinuüm. Een eenmalige ketamine-psychose is niet te vergelijken met een zoveelste psychotische opstoot bij een patiënt met schizofrenie, waar beduidend meer aan de hand is dan enkel door een te gevoelige limbische D2-receptorpool verklaard kan worden. Denken we maar aan de veel fundamenteler negatieve symptomen waarvoor net een mesocorticaal te geringe dopaminerge stimulatie aan de basis lijkt te liggen. 

Stellen met Jim van Os dat een DSM-label zoals schizofrenie het herstel van de relatief goedaardige vormen, bv. de eenmalige psychogene psychose, in de weg kan staan, is juist, maar verkondigen dat schizofrenie niet bestaat, dat onderhoudsbehandeling met neuroleptica geen enkele plaats heeft, staat wel haaks op decennia aan klinische ervaring en wetenschappelijke studies. 

Neurowetenschap krijgt bij Jim Van Os, sociaal psychiater bij uitstek, helaas ook weinig krediet, terwijl het juist de neurowetenschappelijke benadering is die ons moet toelaten om lichte gevoeligheid van sterke gevoeligheid te onderkennen en de meer incisieve receptor- en netwerkdysfuncties van schizofrenie tijdig te onderkennen. Evenmin als het productief is de 80% eenmalige met het label van schizofrenie op te zadelen, is het verkeerd om families en patiënten met echte schizofrenie de valse geruststelling te geven dat alles nogal meevalt en dat medicatie, vnl. de onderhoudsbehandeling met neuroleptica, geen zin meer zou hebben. 

Toen destijds Morel de dementia praecox beschreef (een term die later door Bleuler werd overgenomen) waren er geen neuroleptica om te culpabiliseren als oorzaak van de ernstige restdefecten in het psycho-mentaal functioneren van die chronische schizofrenie patiënten. Die psycho-mentale verzanding bij schizofrenie is wel degelijk een ernstige en invaliderende klinische realiteit en hoe begripvol men ook moge zijn voor die mensen die patiënten willen behoeden voor herstelblokkerende stigmatisatie en negatieve labels, toch moet men oog blijven houden voor die 20% ernstige gevallen van schizofrene psychose waar klassieke behandelingsrichtlijnen niets van hun preventieve mogelijkheden verloren hebben, ook al betekent een en ander in afwachting van een hopelijk etiologische behandeling voor het ogenblik nog steeds een levenslange onderhoudstherapie met depot neuroleptica. Actueel kunnen wij bij die groep van patiënten dergelijke dramatische involutie voorkomen net door tijdig en langdurige behandeling met depot neuroleptica. De angst om de anderen te stigmatiseren weegt niet op tegen het risico dat we dergelijke grote risicogroep laten deterioreren door angst voor onderhoudsbehandeling te induceren. 

Of de aversie aangewakkerd wordt door een ‘downscaling’ van het fundamenteel belang van de neurowetenschap in de psychiatrie dan wel door de populistische anti-psychiatrische campagnevoerders die dergelijke websites en referenties (Jim van Os, Trimbos) als een godsgeschenk voor hun strijdwagens zullen spannen; feit is dat beide benaderingen fundamenteel niet de juiste richtingaanwijzers bieden voor modern neurowetenschappelijk onderzoek naar diagnostiek en behandeling bij mensen met psychose. 

Het onderzoek naar het wezen van de psychose mag niet stilvallen en zowel genetica als neurowetenschap kan ons helpen om in de toekomst onze klinische mogelijkheden en vaardigheden op dat vlak verder te vergroten en de toepassing op het werkveld te verbreden en gedifferentieerd te verfijnen. Dat zal ons misschien helpen de groep met hypersensitieve D2-receptoren te onderscheiden van die speciale groep die wellicht na een voldoende stabilisatieperiode met een geleidelijke reductie van hun neuroleptica verder kunnen. 

Hoe dan ook en zonder de autoriteit van een man als Jim van Os te kunnen claimen, durf ik hier vanuit de dagelijkse klinische ervaring toch ten stelligste blijven verkondigen: schizofrenie bestaat (helaas) wel. 
 

Gerelateerde wetenschappelijke artikels
Het hier gerapporteerde onderzoek richt zich op een groep mensen met een langdurig traject van psychotische kwetsbaarheid die opgenomen werd in een psychiatrisch ziekenhuis waar dag en nacht verpleegkundige begeleiding aanwezig is. Voor die patiënten ...

Schrijf je in op onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte