Zoeken

De effecten van een bewegingsprogramma op fysiologisch en psychologisch vlak bij residentieel opgenomen patiënten met een middelenafhankelijkheid

Luc Putseys
Eva Dierckx
Ilse Ulens
Psychiatrie & Verpleging

De ‘gezondheidstrend‘ is niet meer weg te denken in zowel onze persoonlijke als professionele wereld. Ook de specifieke trend rond bewegen is populair. De duizenden ‘Start to Run’-adepten bewijzen dat. Verbetering in fysieke parameters zoals uithouding, lenigheid, kracht, … zijn reeds goed gekend. Ook de positieve effecten van bewegen op de fysieke gezondheid is in meerdere onderzoeken aangetoond. Minder bekend zijn echter de mentale voordelen van bewegen, zoals bijvoorbeeld een verbetering van het psychologisch welbevinden na sportbeoefening. Daarenboven werden de meeste onderzoeken uitgevoerd bij de algemene bevolking. De effecten van bewegen bij een psychiatrische populatie met een middelenafhankelijkheid zijn, naar ons weten, nog onvoldoende in kaart gebracht. Zeker bij residentiële patiënten, m.a.w. bij patiënten die in een psychiatrische instelling opgenomen zijn, werden tot nog toe weinig bewegingsprogramma’s geïmplementeerd, laat staan onderzocht. 

Op basis van de jarenlange ervaringen van Knapen et al. (1996) met depressieve patiënten en physical fitness stelt hij dat het therapieaanbod als zinvol wordt ervaren vanwege de verwachte fysieke en psychische verbetering. Dat onderzoek vormt mee de basis van onze pilootstudie. Voor wat patiënten met een middelenafhankelijkheid betreft, werd nochtans door Ratey (2009) een significante link gelegd tussen de werking van de hersenen en lichaamsbeweging. Door te bewegen komen er eiwitten vrij die bouwstenen vormen voor nieuwe neuronen en synapsen en die personen op die manier weerbaarder maken tegen stress, ook die van psychische aard. Ook in recent onderzoek van Lisha et al. (2013) werd er een positieve associatie aangetoond tussen fysieke inspanning en matige vormen van alcoholabuses. We willen in de psychiatrische kliniek Alexianen (P.K.A.) een opname dan ook aanwenden als kans om een bijkomende interventie te doen op vlak van fysieke fitheid. In deze exploratieve pilootstudie wilden we nagaan wat de effecten waren van bewegen op zowel fysiologische als psychologische factoren binnen een populatie van residentieel opgenomen patiënten met een middelenafhankelijkheid (in casu alcohol, drugs en medicatieafhankelijkheid). 
 

Methodologie

Deelnemers

De deelnemers in deze pilootstudie zijn patiënten die tussen februari 2011 en februari 2012 waren opgenomen op de afdeling voor middelenafhankelijkheid van de P.K.A. met een primaire diagnose van alcoholafhankelijkheid. Het betreft een gerandomiseerde steekproef, waarbij telkens elke 5de patiënt in aanmerking kwam om deel te nemen aan de studie. Indien die weigerde of medisch ongeschikt was om het fitheidsprogramma te volgen werd de 5de+1ste patiënt geïncludeerd.
Enkel patiënten bij wie er een begin-en eindmeting is, respectievelijk aan het begin en op het einde van de behandeling (6 tot 8 weken) werden in de analyses opgenomen. 
In het totaal werden 51 patiënten geïncludeerd, van wie 34 mannen (26 rokers) en 17 vrouwen (12 rokers) Zie figuur 1.

Figuur 1: Overzicht de wijze van inclusie van de deelnemers


Procedure

Aan de deelnemende patiënten werd er bij het begin van de behandeling een basismeting uitgevoerd van zowel fysiologische als psychologische factoren. Voor wat betreft het fysiologische luik werden aan de hand van een submaximale inspanningsoefening op een fietsergometer de volgende factoren in kaart gebracht: de relatieve en absolute maximale zuurstofopnamecapaciteit of VO²-max en de maximale capaciteit, zijnde de maximale trapweerstand of vermogen, gemeten a.h.v. de YMCA-test (Golding, L. et al. 2000); de subjectieve waarneming van de intensiteit van de inspanning; gemeten a.h.v. de Borg category ratio 10 scale (Borg,1982; Pollock & Wilmore, 1980). Aan de patiënten werd ook gevraagd om d.m.v. een VAS-schaal aan te geven hoe goed ze zich voelde net voor en net na de fysieke inspanning, als maat van psychologische well-being. Na de implementatie van het fitheidsprogramma werden op het einde van de behandeling dezelfde fysiologische maten opnieuw afgenomen. 

“We willen in de psychiatrische kliniek Alexianen (P.K.A.) een opname dan ook aanwenden als kans om een bijkomende interventie te doen op vlak van fysieke fitheid”

Paired sample-t-tests werden uitgevoerd teneinde na te gaan of er bij de patiënten een significante verbetering was op de fysiologische en psychologische factoren na het volgen van het “start to move”-programma. Repeated measures ANOVA’s met geslacht en het al dan niet roker zijn als covarianten en de VO2-max relatief als afhankelijke variabele werden uitgevoerd teneinde na te gaan wat de effecten van die variabelen zijn op het effect van het fitheidsprogramma. Alle statistische analyses werden uitgevoerd a.h.v. SPSS voor Windows 19.

Omschrijving van het start to move fitheidsprogramma

De YMCA cycle ergometer submaximal test (Golding et al. 1989) heeft een protocol van minstens twee 3-minuten stappen met een continue inspanning (zie figuur 2).

Figuur 2: overzicht van het protocol van de YMCA-test met twee tot vier 3 minuten-stappen met een continue inspanning.

De test bestaat uit twee tot zes belastingstappen van elk drie minuten. De test start voor iedereen op 25 Watt. De hartslag tijdens die eerste stap bepaalt de weerstand van de tweede stap. Daarna neemt de weerstand per stap met 25W toe. De aanbevolen snelheid om te fietsen is 70-75 omwentelingen/minuut. De test wordt beëindigd wanneer 75% van de voorspelde maximale hartslag is bereikt. Die 75% bepaalt dus ook het aantal stappen. 
Er werd geopteerd voor de YMCA-test omdat die de laagste beginweerstand heeft en we geen manuele testen kunnen doen omdat we niet over voldoende werkkrachten beschikken.

Op basis van die resultaten wordt er voor iedere patiënt een aangepast trainingsprogramma opgesteld. Het is de bedoeling dat de geïncludeerde patiënten dat trainingsschema zo goed mogelijk volgen gedurende minimaal 5 weken. Er wordt naar 3 momenten per week gestreefd buiten de gewone psychomorische therapiesessies. De duur en intensiteit van het cardio-gedeelte van het trainingsschema zijn opgesteld aan een intensiteit van 70% van de maximale hartslag gedurende telkens 30 minuten of meer. Dit is gekozen op basis van Exercise treatment for depression: efficiacy and dose response van Dunn et al. (2005) Daarin wordt aanbevolen om te werken met de courante waardes van trainingsintensiteit die gehanteerd worden i.v.m. volksgezondheid. Een lagere intensiteit wordt gerelateerd aan een placebo-effect. 

“We kunnen duidelijk aantonen dat het integreren van een bewegingsmodule in het therapieprogramma zowel op fysiek als psychisch vlak een meerwaarde kan zijn omdat patiënten zich psychisch beter voelen na het verlaten van de sportruimte”

Het trainingsschema werd aangeleerd, daarna zelfstandig uitgevoerd en sporadisch gecontroleerd. De patiënten konden wel wekelijks op een gezamenlijk moment trainen onder begeleiding van de psychomotorisch therapeut. 
Het cardiorespiratoire gedeelte bestond uit een opwarming van 10 minuten aan lage intensiteit en een kerngedeelte van 20-40 minuten dat rond 70-75% van de theoretische maximale hartslag lag (220 - leeftijd). Daarbij kregen de patiënten ook wat algemene spierversterkende oefeningen (borst-, buik- en beenspieren) op toestellen uitgevoerd. Er werd meestal begonnen met 1 à 2 keer 12 herhalingen en gewerkt naar 3 keer 12 herhalingen na een maand.

Resultaten

Volgens paired sample t-tests is er een significant positief verschil tussen de fysiologische metingen op baseline en na de implementatie van het fitheidsprogramma. Op het einde van het Start to Move-programma wordt ook op de psychologische well-being gemiddeld hoger gescoord na de fysieke inspanning, in vergelijking met de meting van het ‘goed gevoel’ net voor de fysieke inspanning. Een overzicht van de resultaten kan je hieronder zien in tabel 1.

Repeated measures ANOVA’s met geslacht en roken als co-varianten tonen aan dat er geen significant verschil is voor wat betreft geslacht en het al dan niet roker zijn op het verschil tussen begin en nameting van de VO2-max relatief (dit is de meest indicatieve maat voor maximale zuurstofopnamecapaciteit).

Tabel 1: Overzicht van het verschil in fysiologische metingen en psychologische well-being 

Discussie

Er worden duidelijk positieve verschillen opgetekend in fysiologische factoren zoals maximale zuurstofopnamecapaciteit en maximaal vermogen, evenals de subjectief ervaren zwaarte van het inspanningsprogramma. Eveneens is er een significant positief verschil aangetoond op de psychologische component van well-being. Het aangeboden gezondheidsprogramma , Start to Move, heeft m.a.w. bij residentieel opgenomen patiënten met een alcoholafhankelijkheid een positief effect op de fysiologische en psychologische metingen. Patiënten voelen zich beter na het sporten. Bijkomend merken we op dat de ‘gezondheidscultuur’ op de afdeling toeneemt.
Follow up-onderzoek was echter nodig om na te gaan of die positieve resultaten ook veralgemeend kunnen worden naar patiënten met een andere psychopathologie; we denken daarbij bijvoorbeeld aan residentieel opgenomen patiënten met een psychotische stoornis/schizofrenie, depressieve patiënten, … 
We moeten ook opmerken dat de groep patiënten in onze studie niet medicatievrij waren; de invloed van medicatie moet m.a.w. bij vervolgonderzoek zeker meegenomen worden, evenals de toevoeging van een controlegroep patiënten die geen fitheidsprogramma kreeg. 

Samenvatting

De resultaten van deze pilootstudie tonen aan dat de implementatie van een Start to Move-programma een meerwaarde kan bieden bij residentieel opgenomen patiënten met een alcoholafhankelijkheid.

Vervolgonderzoek Start to Move

De effecten van een bewegingsprogramma op fysiologisch en psychologisch vlak bij residentieel opgenomen patiënten met een algemene psychiatrische problematiek

Voor de verderzetting van het project ‘Start to Move’ werd er verder gewerkt met het includeren van de patiënten op onze algemene psychiatrische afdeling Prisma. Het betreft hier patiënten met een psychotische problematiek, depressie en/of angststoornis en dubbeldiagnose (middelenafhankelijkheid i.c.m. persoonlijkheidsproblematiek). 

Methodologie

De selectie gebeurde op advies van de dokter en de begeleiding, gebaseerd op therapeutische wenselijkheid om deel te nemen. Zo werd in de therapiegroep angst en depressie bijna iedere opgenomen patiënt uitgenodigd om te participeren en werd het Start to Move-programma ook verankerd in het vaste therapieprogramma van de afdeling. Van begin mei 2012 tot begin december 2013 werden er 60 patiënten aangesproken van wie 26 het hele traject afwerkten. De 26 geïncludeerde bestonden uit 15 mannen en 11 vrouwen (19 rokers en 7 niet-rokers). Zie figuur 3.

Figuur 3: Overzicht de wijze van inclusie van de deelnemers op Prisma


De procedure van testing en opvolging gebeurde op dezelfde manier zoals in het stuk hierboven beschreven bij de patiënten met een middelenafhankelijkheid. Echter is er één nuance hier nl. dat er 2 opvolgmomenten werden voorzien in het programma. Respectievelijk 1 en 2 maanden na de opstart.

Resultaten

Volgens de paired sample t-tests is er een significant positief verschil tussen begin en einde op de fysiologische metingen, maar niet op de wellbeing. 
Repeated measures ANOVA’s tonen aan dat er een randsignificant effect is voor wat betreft geslacht op de VO²-max absoluut en de maximale capaciteit, waarbij mannen een iets grotere vooruitgang hebben dan vrouwen.
Repeated measures ANANOVA’s tonen aan dat er een significant effect is voor roken op de VO²-max absoluut en de maximale capaciteit, waarbij niet-rokers een significant grotere vooruitgang hebben. Zie tabel 2.

Tabel 2: Overzicht van het verschil in fysiologische metingen en psychologische wellbeing

Omdat de meeste geïncludeerden uit de depressie- en angstgroep kwamen, hebben we deze er nog eens uitgelicht en gezien dat hier wel een significant verschil aangetoond kan worden op de VAS wellbeing. M.a.w. zij voelen zich beter na een bewegingssessie. Zie tabel 3. paired sample t-tests op elk meetmoment (verschil tussen voor en na):
 

Tabel 3: Overzicht van het verschil in psychologische wellbeing voor de depressie- en angstgroep.

Besluit

De gezondheidscultuur neemt toe onder de patiënten en op de afdeling. Patiënten ervaren de extra begeleiding als een aangename meerwaarde tijdens de opname. Ze krijgen ook meer de mogelijkheid om hun fitheid te verbeteren. Ook krijgen ze advies en begeleiding indien het eetgedrag niet onder controle is. Een controlegroep maken was ontoereikend aangezien de middelen tekort kwamen daarvoor. Ook de rookstopmodule was onvoldoende geïncludeerd. Er was zeer weinig vraag van de patiënten zelf om te stoppen met roken. We kunnen duidelijk aantonen dat het integreren van een bewegingsmodule in het therapieprogramma zowel op fysiek als psychisch vlak een meerwaarde kan zijn omdat patiënten zich psychisch beter voelen na het verlaten van de sportruimte. 
 

Literatuurlijst

Borg, G.(1982), Psychophysical bases of perceived exertion. Medecine and science in sports and exercise. 1982; 14, 377–381.

Bosscher, R.(1996), Over de effectiviteit van runningtherapie bij depressie. Bewegen & Hulpverlening, 13, 246-248.

Dunn, AL. et al. (2005), Exercise treatment for depression: efficacy and dose response. Am J Prev Med. 28 (1), 1-8.

Golding, L. et al. (2000), The Y’s way to physical fitness. Human kinetics, Champaign, IL. 

IBM Corp. Released 2010. IBM SPSS Statistics for Windows, Version 19.0. Armonk, NY: IBM Corp.

Knapen, J., & Van de Vliet P. (1996). Physical fitnesstraining als psychomotorische therapie bij depressieve stoornissen: follow-up onderzoek. Beweging & Hulpverlening, 13, 284-291.

Knapen, J., Van de Vliet P. (1996). Physical fitness en depressie: motiverende strategieën. Beweging & Hulpverlening, 13, 276-283.

Lisha N.E., Sussman S., Fapa F., Leventhal A.M. (2013). Physical activity and alcohol use disorders. American Journal of Drug and Alcohol Abuse, 39(2), 115-120.

Ratey, J. (2009). Fit! Bewegen voor een beter brein. Amsterdam: Hogrefe
 

Image
Beeleke Bredero is kinesist en bewegingstherapeut bij Alexianen Zorggroep Tienen
Beeleke Bredero
Beeleke Bredero is kinesiste en psychomotorisch therapeute (PMT). Mijn job bestaat erin om mensen zich bewust te laten worden van hun gedachten en emoties door middel van beweging en specifieke oefeningen in groepsverband.” “In totaal zijn we met een team van 8 personen. Ik ben de enige variabele ...
Image
Eline Ockers en Nicolas Watrin
Op een steenworp van het Centraal Station in Antwerpen bevindt zich het dagcentrum van drughulpverlening De Sleutel. We hebben er afgesproken met Nicolas Watrin en Eline Ockers. Het is er druk. Collega’s duiken elkaars bureau in om advies in te winnen, op de gang wisselen ze ervaringen uit en op een ...
Gerelateerde wetenschappelijke artikels
Pilootonderzoek naar de effecten van een bewegingsprogramma op fysiologisch en psychologisch vlak bij residentieel opgenomen patiënten met een middelenafhankelijkheid.
Sport als middel krijgt steeds meer toegang binnen therapievormen. Sportbeoefening en beweging zijn belangrijk omwille van de positieve effecten op de algemene gezondheid en het welbevinden van elke persoon. Het in de praktijk brengen van die ...

Schrijf je in op onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte