Start to Move (Actuele themata uit de psychomotorische therapie)
Pilootonderzoek naar de effecten van een bewegingsprogramma op fysiologisch en psychologisch vlak bij residentieel opgenomen patiënten met een middelenafhankelijkheid.
Inleiding
De ‘gezondheidstrend‘ is niet meer weg te denken in zowel onze persoonlijke als professionele wereld. Ook de specifieke trend rond bewegen is populair. De duizenden ‘Start to Run’-adepten bewijzen dit. Verbetering van fysieke parameters zoals uithouding, lenigheid, kracht zijn al goed gekend. Minder bekend zijn de mentale voordelen, zoals het psychologisch welbevinden. Daarom leek het ons interessant om de psychologische wellbeing voor en na het sporten te onderzoeken bij patiënten met een middelenafhankelijkheid. Uit de studie Physical activity and alcohol use disorders (Lisa N.E. et al., 2013) blijkt er een positieve associatie te bestaan tussen fysieke inspanning en matige vormen van alcoholabuses. Bij zwaardere abuses is er geen verband te vinden met fysieke inspanning.
In het boek ‘Fit bewegen voor een beter brein’ (Ratey, 2009) wordt op een wetenschappelijke manier de link gelegd tussen de werking van de hersenen bij o.a. middelenafhankelijkheid en lichaamsbeweging. “Door te bewegen komen er eiwitten vrij die bouwstenen vormen voor nieuwe neuronen en synapsen die je weerbaarder maken tegen stress.”
“Algemeen is geweten dat cliënten met middelenafhankelijkheid er niet de gezondste eetgewoonten op na houden. Om niet alleen in te zetten op het bewegingsgedeelte, is daarom ook gezonde voeding mee in kaart gebracht”
Uit de gezondheidsenquêtes van 1997, 2001, 2004 en 2008 blijkt dat 15% van de Belgische bevolking één of meer psychotrope geneesmiddelen (slaap- en kalmeermiddelen en antidepressiva) gebruiken.
Sinds 1997 is de gemiddelde body mass index (BMI) in stijgende lijn. In 2008 bedroeg die 25,3 bij personen van 18 jaar en ouder. Niet minder dan 47% van de volwassen bevolking kampt met overgewicht, van wie 14% zwaarlijvig zijn (BMI ≥ 30).
Algemeen is geweten dat cliënten met middelenafhankelijkheid er niet de gezondste eetgewoonten op na houden. Om niet alleen in te zetten op het bewegingsgedeelte, gaan we ook gezonde voeding mee in kaart brengen en ook op dat vlak interventies uitvoeren.
Methodologie
Inclusiemethode is ad random gebeurd waarbij elke 5de opgenomen patiënt in aanmerking kwam om deel te nemen aan het project. Indien de patiënt weigerde of er waren medische tegenindicaties, kwam de eerstvolgende patiënt in aanmerking.
Voor de pilootstudie van het project ‘Start to Move’ werden alleen patiënten van de afdeling Ter Dennen (middelenafhankelijkheidsproblematiek) geselecteerd. Aan de hand van de opnamelijst (volgorde at random naargelang moment van opname) werd telkens de 0de, 5de, 10de,… patiënt geïncludeerd. Wanneer die patiënt niet wenste deel te nemen aan het project, medisch somatisch niet in orde was of al op ontslag ging, selecteerden we de eerstvolgende patiënt. Wanneer ook die patiën niet wenste of kon deelnemen, werd er op dat moment geen nieuwe patiënt opgenomen in het project maar werd de draad weer opgepikt met de volgende vijfde. D.m.v. een informatieblad en een persoonlijk contact motiveerden we de geïncludeerde patiënten om deel te nemen aan het project. Tot begin februari 2012 werden 95 patiënten geïncludeerd ( ca 1/5 van alle opnames op Ter Dennen gedurende de laatste 12 maanden).
Om het verband tussen het leveren van een inspanning en het effect daarvan op het psychologisch welbevinden (wellbeing) te meten, werd geopteerd voor een VAS-schaal (visual analogue scale). Dat is een lijn van 10 centimeter waarop de patiënt aanduidt hoeveel pijn hij/zij ervaart. Daarbij staat het ene uiteinde van de lijn voor geen pijn en het andere uiteinde voor de ergst denkbare pijn. Daardoor ontstaat er een vrij directe link tussen het leveren van een inspanning en het psychische effect ervan.
Verder wordt er ook een Borg-schaal (Borg,1982; Pollock & Wilmore, 1980) ingevuld. Dat is een inspanningsschaal op basis van subjectieve waarneming, waarbij de geteste persoon zijn persoonlijk vermoeidheidsgevoel quoteert bij een bepaald niveau van belasting. Daarbij zijn wij ervan uitgaan dat die subjectieve vermoeidheid te trainen is of m.a.w. dat een patiënt dezelfde inspanning als minder zwaar aanvoelt na een periode van training. De Borg-schaal werd ook gebruikt om de intensiteit van de training mee te bepalen. Dat wil zeggen dat een patiënt die een hoge Borg-score aangeeft bij een relatief lage weerstand zal trainen aan een lagere intensiteit dan iemand die een lagere score aangeeft bij dezelfde weerstand.
Fysieke conditie wordt meestal uitgedrukt via een bepaald percentage van de maximale zuurstofopnamecapaciteit. Wanneer je een inspanning doet, verhoogt je hartslag, ga je sneller ademen, enz. Je lichaam verbruikt zuurstof die mee de brandstof vormt voor je spieren. De graad van zuurstofopname in je longen, het transport ervan in je bloed naar je spieren bepalen je VO² max (maximale zuurstofopnamevermogen). Ons testresultaat is een extrapolatie, d.w.z. dat je nooit tot 100℅ van jouw maximale hartslag gaat maar dat het eindresultaat theoretisch berekend wordt op basis van 75℅ van de maximale hartslag.
Testprotocol
De YMCA-test heeft een protocol waarbij er minstens twee keer 3 minuten gestapt wordt.
De test bestaat uit twee tot zes belastingstappen van elk drie minuten. De test start voor iedereen op 25 Watt. De hartslag tijdens deze eerste stap bepaalt de weerstand van de tweede stap. Daarna neemt de weerstand per stap met 25W toe. De aanbevolen snelheid om te fietsen is 70-75 omwentelingen/minuut. De test wordt beëindigd wanneer 75% van de voorspelde maximale hartslag is bereikt. Deze 75% bepaalt dus ook het aantal stappen.
Er werd geopteerd voor de YMCA-test omdat die de laagste beginweerstand heeft en we geen manuele testen kunnen doen omdat we niet over voldoende werkkrachten beschikken.
Trainingsschema: duur, frequentie,…
Op basis van die resultaten werd er voor iedere patiënt een aangepast trainingsprogramma opgesteld. Het was de bedoeling dat de testpersonen dat trainingsschema zo goed mogelijk volgen gedurende minimaal 5 weken. Er werd naar 3 momenten per week gestreefd buiten de gewone PMT-sessies. Voor het ontslag (ongeveer na 5 weken trainen) vond er een hertesting plaats om na te gaan of de fysieke conditie van de patiënten was verbeterd.
“Volgens de studie is er een significant positief verschil tussen begin en einde op de fysiologische metingen, op de subjectieve vermoeidheid en op de wellbeing”
De duur en intensiteit van het trainingsschema waren opgesteld aan een intensiteit van 70% van de maximale hartslag gedurende telkens 30 minuten of meer, gekozen op basis van de studie Exercise treatment for depression: efficiacy and dose response van Dunn et al., 2005. Daarin wordt aanbevolen om te werken met de courante waardes die gehanteerd worden i.v.m. volksgezondheid.
De oefeningen werden aangeleerd, daarna zelfstandig uitgevoerd en sporadisch gecontroleerd. De patiënten konden wel wekelijks op een gezamenlijk moment trainen onder begeleiding.
Het cardio-gedeelte bestond uit een opwarming van 10 minuten aan lage intensiteit en een kerngedeelte van 20-40 minuten dat rond 70-75% van de theoretische maximale hartslag lag. Daarbij kregen de patiënten ook wat algemene spierversterkende oefeningen (borst-, buik- en beenspieren). Er werd telkens begonnen met 1 keer 12 herhalingen en gewerkt naar 3 keer 12 herhalingen na een maand.
Samen met het bewegingsprogramma krijgen de patiënten een individueel aangepast voedingsschema. Het voedingsadvies houdt het afnemen van een voedingsanamnese in waarbij gewicht, lengte, BMI en voedingspatroon in kaart wordt gebracht. Daarna krijgen de patiënten op basis van hun specifieke behoefte aangepast voedingsadvies. Dit kon zijn: algemene gezonde voeding, dieet, arm aan verzadigd vet, gastric bypass. Dat alles werd geregistreerd in het programma ‘Nutrition team’.
Repeated measures ANOVA’s tonen aan dat er geen significant verschil is voor wat betreft geslacht en het al dan niet roker zijn op het verschil tussen begin en nameting van de VO2 max relatief.
Discussie
We beschikken niet over een controlegroep omdat daarvoor de middelen ontoereikend waren. Dat was echter niet onze opzet en we tonen met deze resultaten toch een tendens aan binnen onze verslavingszorg die aangeeft hoe belangrijk het lichamelijke aspect blijft bij een opname. Meer bepaald het afgebakend werken rond fitnessgerichte therapie kan fysieke en psychische voordelen opleveren.
Het werken met manuele inspanningstesten zou beter zijn geweest, maar met onze voorgeprogrammeerde test beschikken we over een vergelijking bij begin en einde van de opname. Voor- en nameting betreffen dezelfde protocollaire test aan dezelfde trapsnelheid en die op hetzelfde tijdstip van dag wordt uitgevoerd.
De invloed van sommige medicatie (o.a. Bétablokkers) op het VO2 max-resultaat is een niet te onderschatten factor waarover al veel inkt gevloeid is. Wij hebben deze patiënten niet geëxcludeerd aangezien het een vergelijking voor en na betrof en een klein deel van de patiëntengroep deze medicatie gebruikt, net zoals bij de gewone populatie. We lieten hen soms de inspanningstest niet afmaken omwille van de te grote werking van de medicatie op het dempen van de hartslag die bij inspanning optreedt.
Het gewicht en BMI blijven ongeveer hetzelfde voor en na omdat patiënten die zijn opgenomen omwille van deze problematiek zowel ondergewicht als overgewicht hebben en respectievelijk moeten bijkomen of afvallen.
Van de rookstopmodule waarop de patiënten een beroep konden doen, is bij deze groep weinig resultaat geboekt. Dit kan zeker nog verder uitgewerkt worden, maar vereist een individuele aanpak op maat waarover je een apart onderzoek kan voeren.
Luc Putseys, Eva Dierckx, Jaak Willemse, Jill Hermans, Karolien Rector, Ilse Ulens zijn verbonden aan de Alexianen Zorggroep in Tienen.
-
Van Den Bossche, M., Sport als levenskunst, Lemniscaat
-
Ratey, J., Fit! Bewegen voor een beter brein, 2009 Hogrefe
-
Bosscher, R., Over de effectiviteit van runningtherapie bij depressie, uit bewegen & hulpverlening, 1996, 13, 246-248
-
Lisa N.E., Sussman S., Fapa F., Leventhal A.M., Physical activity and alcohol use disorders, Am J drug alcohol abuse., 2013, 39(2), pp.115-120
-
Knapen, J., Van de Vliet P., Physical fitnesstraining als psychomotorische therapie bij depressieve stoornissen: follow-up onderzoek, uit beweging & hulpverlening, 1996, 13, pp. 284-291
-
Knapen, J., Van de Vliet P., Pysical fitness en depressie: motiverende strategieën, uit beweging & hulpverlening, 1996, 13, pp.276-283
-
Knapen J., Fitnessbegeleiding van depressieve patiënten in een gedragstherapeutische setting. Actuele themata uit de psychomotorische therapie, jaarboek 1995 pp. 37-45. Leuven: Acco
-
Knapen J., Van de Vliet P., Fitnesstraining als psychomotorische therapie in de behandeling van depressieve stoornissen, uit beweging & hulpverlening, 1996, 13, pp. 302-312
-
Knapen J., Van de Vliet P., Evaluatie van de vermoeidheid bij psychiatrische patiënten met depressieve symptomen vanuit een multidimensionele benadering.
-
Stickel F., Hoehn B., Nutritional therapie in alcohol liver desease, departement of Medicine I, university of Erlangen – Nuremberg, Blackwell publishing, 2003
-
Charles S., Lieber M.D., Relationships between nutrition, alcohol Use and Liver Disease, Alcohol Research & health, 2003
-
Maag Lever Darm Stichting, Leveraandoeningen door alcohol gebruik, september 2009
-
Bours S., Fevery J., Leversteatose, niet alcoholische steatohepatitis en insulineresistentie: pathogenese, diagnose en therapie, tijdschrift voor Geneeskunde, pp.63, nr. 7, 2007
-
Meganck, J., Motiveren tot gezonder eetgedrag: meer dan enkel voedingsadvies, nutrinews. nr. 4, 2009
-
Van den Brandt, P., The impact of a Mediterranean diet and healthy lifestyle on premature mortality in men and women’, American Journal of Clinical Nutrition, p. 27., 2011
-
Van de Sompel A., Van Mol E., Het diabetesdieet vandaag: een streng dieet of een gezonde voeding?., nutrinews nr. 3, 2005
-
Van de Sompel A., De glycemische index: verleden, heden en toekomst, nutrinews, maart 2003
-
Pourcq K., ,De rol van de psychiatrische verpleegkundige in preventie en aanpak van het metabool syndroom, tijdschrift voor hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg, 87e jaargang, nr 4 julli/augustus 2011.
-
Hagenaars KN, Khater J. en Mostert S., Welk meetinstrument is het meest geschikt om het aërobe vermogen te meten bij patiënten die bètablokkers gebruiken?
-
In opdracht van Rehab Five, Zaltbommel, in samenwerking met Hogeschool van
-
Amsterdam, Instituut fysiotherapie.
-
Govers RTE et al., Analyse van de submaximale inspanningstesten. In opdracht van Van Ruiten W., onderzoeksverslag Fontys Paramedische hogeschool Eindhoven.